Waarom coaches zichzelf beter geen coach kunnen noemen
oktober 2008 - Het coachingsberoep is razend populair. In Nederland zijn er tientallen opleidingen om coach te worden en jaarlijks komen er duizenden coaches bij die als zelfstandige hun brood willen verdienen.
In de praktijk zijn er echter maar weinig coaches die er echt goed van kunnen rondkomen. Hoe komt het dat slechts 10 procent van alle coaches een goedlopende praktijk kan opbouwen? Volgens sommigen komt dit omdat zoveel mensen en bedrijven nog niet begrijpen wat coaching precies is. En mochten ze dit al begrijpen, dan is er het probleem dat “mensen nog niet toe zijn aan coaching”.
Om die reden besteden ze in hun brochures en website veel aandacht aan het uitleggen van het werk van de coach. Anderen zoeken naar wetenschappelijk bewijs om aan te tonen dat coaching echt werkt. Maar is het waar dat mensen daarmee overtuigd kunnen worden om zich te laten coachen?
Het probleem is niet “dat mensen nog niet toe zijn aan coaching”. De behoefte aan coaching is groter dan ooit. Door echter niet of slecht aan marketing te doen, houden coaches de markt voor coaching klein. Ze slagen er niet in om de latente behoefte die er is, wakker te roepen. Dat begint er al mee, dat coaches zichzelf “coach” noemen. Waarom kun je dat beter niet doen? Hierbij drie redenen om dit woord uit je vocabulaire te bannen, en andere, slimmere alternatieven te kiezen. Ten eerste heeft het begrip “coach” een slecht imago. Veel mensen worden wee in hun maag als ze horen dat iemand coach is. Coaches zelf voelen ook vaak gene om zichzelf als coach te benoemen. Ze voelen schroom om het te zeggen en houden het liever voor zich. Maar zo kun je niet aan klanten komen natuurlijk.
Ten tweede is het woord coaching een containerbegrip. Het wordt voor zoveel verschillende soorten coaching gebruikt, dat het eigenlijk verboden zou moeten worden. Als je vanuit de ogen van je potentiële klanten kijkt, hebben die geen behoefte aan een coach, wel aan deskundigen op een specifiek gebied met verstand van zaken. Ze denken (op zijn best) in termen van als loopbaancoaching, relatiecoaching of ondernemerscoaching. In de praktijk denken ze waarschijnlijk gewoon: “Wie kan me helpen bij mijn sollicitatiebrief?” of “Hoe voorkom ik dat de collega’s in mijn team elkaar de tent uitvechten?” Coaches zelf daarentegen, besteden veel tijd aan het promoten van coaching als vak op zichzelf. Maar daarmee wordt onvoldoende de waarde van coaching duidelijk. Vergelijk het met adviseurs: die noemen zich niet louter “adviseur” maar specificeren hun beroep: denk aan “hypotheekadviseur”, “juridisch adviseur” of “organisatieadviseur”.
Het derde punt is dat het woord coaching geen wervende kracht heeft. Als je tegen mensen zegt: “Ik ben coach”, roept dat in de meeste gevallen niet een gevoel van hebberigheid op. Voor potentiële klanten is onduidelijk wat ze eraan kunnen hebben. Je roept echter pas verlangen naar coaching op als je een aansprekend resultaat kunt bieden waar hun hart sneller van gaat kloppen en dat de moeite waard is om in te investeren. Als coaches zich anders zouden benoemen, zichzelf specificeren in hun beroepsnaam en de toegevoegde waarde die ze leveren vooropstellen in de manier waarop ze over zichzelf praten, zouden veel meer mensen begrijpen dat coaching uitermate nuttig is en de moeite waard om geld aan uit te geven. Coaches zouden zo meer werk hebben en hun praktijk zou volstromen met cliënten.
Laura Babeliowsky begeleidt in haar bedrijf “Get Clients Now” coaches om voldoende klanten te werven en succesvol te zijn als ondernemer. Haar website http://www.getclientsnow.nl
Bron: Tijdschrift voor Coaching